16 apr 2010

Dorst

Ik kreun onder het juk
van bodemloze tranen
onuitgespuwd en ogen
als vastgeroeste kranen
.
een knoop knelt de kloof
tussen willen en zijn
als wurgende armen
de zoete roes van pijn
.
geef me van dat bittere sap
uit dorst drink ik de leugen
die droom verbind met werk'lijkheid
ten volle, volle teugen